persbericht

Scholen verliezen 300 miljoen euro door aanhoudende besparingen

di 24 mei 2022
Niet alleen bedrijven en gezinnen verliezen koopkracht, ook scholen hebben steeds minder middelen ter beschikking. Met 20 tot 40% aan koopkrachtverlies in de periode 2008-2022 zien scholen hun financiële middelen drastisch slinken terwijl de uitdagingen voor het onderwijs nooit zo groot zijn geweest.

“Het blijft vaak onder de waterlijn, maar door een combinatie van externe factoren en beslissingen van de overheid krijgen scholen het elk jaar moeilijker om hun begroting rond te krijgen. Dat is nefast voor de onderwijskwaliteit. De noodkreten over de financiële leefbaarheid van scholen blijven toenemen”, zegt Lieven Boeve, directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen.

Koen Pelleriaux, afgevaardigd bestuurder van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap: “Het is contradictorisch dat men ‘het beste onderwijs ooit’ ambieert maar tegelijkertijd scholen in een situatie dwingt waarbij schoolbesturen over steeds minder middelen beschikken. Zo wordt het voor hen wel heel moeilijk om hun onderwijs op een kwaliteitsvolle manier te organiseren. Het evenwicht in de begroting wint erbij, maar de leerling is de dupe.”

Walentina Cools, algemeen directeur OVSG: “Onze basisscholen hanteren de maximumfactuur en onze secundaire scholen voeren een kostenbewust beleid. Dat blijven we belangrijk vinden zodat alle leerlingen zich kunnen ontplooien volgens hun talenten. OVSG wil niet dat de stijgende kosten worden afgewenteld op ouders en leerlingen. Iedereen moet toegang krijgen tot kwaliteitsvol onderwijs, dat is een basisrecht.”

“Er is een financiële grens aan de veerkracht van scholen,” stelt Paul Buyck namens het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers (OKO). “Onze scholen worden uitgedaagd om kwalitatief en kosteloos onderwijs aan te bieden aan kinderen binnen een diverse samenleving. Dat is vandaag niet evident. Naast het structureel probleem van het lerarentekort, krijgen we te maken met hoge facturen die een negatief effect hebben op onze pedagogische reikwijdte. De druk op de scholen is groot. We vragen een duurzaam beleid op vlak van personeel alsook op financieel vlak.”

De nota (hier te raadplegen) is het resultaat van een samenwerking tussen Katholiek Onderwijs Vlaanderen, het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten en het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers. Ze lanceert een noodkreet voor de hele Nederlandstalige onderwijssector in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Structurele oorzaken zorgen voor een langzame omknelling

sla link op in klembord

Scholen krijgen een werkingsbudget toegekend op basis van het aantal leerlingen en hun kenmerken (bijvoorbeeld extra zorgnoden). Sinds het schooljaar 2008-09 wordt slechts 40% van de werkingsmiddelen per extra leerling voorzien (de 40%-regel). Elke regering heeft sindsdien deze besparingsmethode aangehouden. Dit geldt ook voor scholen die Oekraïense leerlingen (zullen) verwelkomen.

Niet- en onvolledige indexeringen van de werkingsmiddelen versterken het effect van de 40%-regel. Door de inflatie stijgen de kosten van scholen, maar de inkomsten zijn niet gevolgd. In de 14 jaren binnen het huidige financieringssysteem heeft het basisonderwijs slechts gedurende 7 jaren een volledige indexering van de werkingsmiddelen gezien. In 4 jaar is er helemaal niet geïndexeerd en in 3 jaar zijn de werkingsmiddelen voor 60% geïndexeerd. Het secundair onderwijs heeft gedurende 3 jaar de wettelijk vooropgestelde volledige index gekregen. 3 jaar is er niet geïndexeerd en 8 jaar is de index voor 60% toegekend. De Vlaamse regering heeft bovendien voorzien dat de werkingsmiddelen van het secundair onderwijs ook in de twee resterende jaren van deze legislatuur maar voor 60% zullen worden geïndexeerd. In 16 jaar zal de wettelijke regeling dus gedurende slechts 3 jaar worden toegepast.

In de indexering van de werkingssubsidies zit een vertragingseffect: de subsidies van schooljaar 2021-2022 worden geïndexeerd met de gezondheidsindex van het coronajaar 2020 (0,57%), terwijl de inflatie dit jaar ongeveer 7 à 8% bedraagt. Voor scholen is de kostenstijging echter groter dan de gezondheidsindex: het aandeel van de stijgende en niet-gecompenseerde energiekosten in de totale kosten is in scholen groter dan in een gemiddeld gezin. Omdat de regering voor de secundaire scholen slechts 60% van de index toekent, worden de werkingssubsidies niet met 0,57% maar met 0,33% geïndexeerd in schooljaar 2021-22. Dat verschil zal in schooljaar 2022-23 wel zwaar wegen: als de werkingssubsidies dan met 7,1% moeten worden geïndexeerd, zal het secundair onderwijs daar maar 4,3% van krijgen. 2,8% zal bij de Vlaamse overheid achterblijven. Als de inflatie zou verdwijnen, zullen de vertraagde en onvolledige indexering in 2021-22 en 2022-23 betekenen dat de scholen er financieel met 60 tot 85 miljoen euro op zullen achteruitgaan. Daarnaast hebben veel scholen momenteel bouw- en renovatiewerken lopen: in de bouwsector stijgen de prijzen van investeringen in schoolgebouwen momenteel harder dan de gezondheidsindex: + 13,4% per jaar - van april 2021 tot april 2022.

Alle scholen krijgen klappen

sla link op in klembord

Een school is als een bedrijf met twee inkomstenstromen: gesubsidieerd personeel (leraren) en geld (werkingsmiddelen). Beide inkomstenbronnen staan onder zware druk. Naast het lerarentekort melden scholen steeds vaker financiële problemen die het voortbestaan van scholen zelf bedreigen.

Het gewoon lager onderwijs heeft nog iets meer dan 70% van de koopkracht die het had in schooljaar 2008-2009. 17,85% van het koopkrachtverlies is historisch gegroeid. De rest is ontstaan in het laatste jaar. Het buitengewoon lager onderwijs is er relatief gezien beter aan toe omdat het leerlingenaantal er een tijdje daalde door het M-decreet. Maar ook daar was de evolutie van de koopkracht in het voorbije jaar negatief. De koopkracht van het hele lager onderwijs is met 23% (105 miljoen) tot 27% (120 miljoen euro) gedaald ten opzichte van schooljaar 2008-09. Voor de kleuterscholen is dit deels gecompenseerd door de 71 miljoen euro die in 2020 is toegekend voor de rechtzetting van een scheefgetrokken situatie: voordien waren er voor kleuters minder werkingssubsidies dan voor leerlingen in de lagere school omdat er ten onrechte werd verondersteld dat kleuters maar deeltijds naar school gingen.

Het gewoon secundair onderwijs wordt nog harder getroffen. De impact is onder meer afhankelijk van de mate waarin scholen extra moeten investeren om voor alle leerlingen laptops te voorzien in de Digisprong-operatie. Als de Vlaamse overheid geen degelijk vervolg breit aan de eenmalige Digisprong-subsidies, de gedeeltelijke desindexering van het werkingsbudget niet stopzet en de 40%-regel laat voortbestaan, dreigt er voor het secundair onderwijs een financieel drama. In het secundair onderwijs zien we de leerlingenaantallen de laatste jaren steeds sneller toenemen en er wordt verwacht dat die toename zich in de komende jaren zal verderzetten. In het gewoon secundair onderwijs is minstens de helft van de daling van de koopkracht ontstaan in het voorbije jaar. Het buitengewoon secundair onderwijs is er het ergst aan toe en dat heeft vooral te maken met zeer sterk toenemende leerlingenaantallen. In het hele secundair onderwijs bedraagt het koopkrachtverlies 110 tot 170 miljoen euro, naargelang het bedrag dat de scholen zelf in het Digisprong-project moeten investeren. In vergelijking met het referentiejaar 2008-09 betekent dat een daling van de koopkracht met 26 tot 39%.

“De stijgende verwachtingen naar scholen, leerkrachten en directies toe gaan gepaard met een daling van werkingsmiddelen. Voor een schoolbestuur als SKOG, met ongeveer 8.000 leerlingen en meer dan 1.000 medewerkers, veroorzaakt de daling van werkingsmiddelen in combinatie met de hoge inflatie een verlies aan koopdracht van 1 miljoen euro op een jaar tijd. Middelen die anders kunnen worden ingezet voor innovatief onderwijs, betere infrastructuur en verdere professionalisering”, zegt Wouter Boute, algemeen directeur van SKOG in Gent.

Nieuwe initiatieven trekken de strop strakker aan

sla link op in klembord

De overheid kondigt regelmatig nieuwe onderwijsinvesteringen aan. Dat zijn geen compenserende middelen voor de structurele besparingen, maar specifieke initiatieven waarbij scholen deze middelen slechts voor goedgekeurde doeleinden en onder strikte voorwaarden mogen gebruiken. Dat zijn ‘gekleurde middelen’. Soms kunnen scholen deze middelen niet optimaal of tijdig inzetten. Recente voorbeelden zijn de verplichte aankoop van CO2-meters (scholen die al meters hadden aangekocht moesten de middelen verplicht aan zelftests spenderen, die binnenkort vervallen) of de extra middelen voor ICT-coördinatie tijdens de lockdown (waarbij het bedrag per school slechts voldoende was om een ICT-medewerker enkele weken te betalen).

Soms zijn de doelstellingen van de overheid ambitieuzer dan de middelen die daarvoor worden toegekend, zoals de Digisprong-middelen waarmee de overheid het onderwijs wil digitaliseren. Alle leerlingen van het secundair onderwijs moeten over een laptop beschikken en elke secundaire school krijgt daar 510 euro per leerling voor. Scholen slagen er vrijwel nooit in om voor 510 euro inclusief btw voldoende degelijke toestellen te vinden. Bovendien heeft de overheid geen rekening gehouden met de stijgende leerlingenaantallen in het secundair onderwijs. We ramen het tekort aan Digisprong-middelen in het secundair onderwijs op 10 tot 55 miljoen euro in het voorbije en het huidige schooljaar. Scholen worden geacht het tekort bij te leggen uit hun onvoldoende geïndexeerde werkingssubsidies.

Het Digisprong-verhaal brengt financiële donderwolken boven het onderwijs: in de toekomst houdt de overheid jaarlijks 34 miljoen euro ter beschikking. Wanneer alleen wordt gekeken naar de nieuwe instroom (ongeveer 80.000 leerlingen die elk jaar vanuit het lager onderwijs naar het secundair onderwijs doorstromen) dan denkt de overheid dus maar 425 euro per leerling te moeten subsidiëren. Er zijn geen middelen voorzien voor het vervangen van kapotte en verouderde toestellen, verdwenen toestellen en schoolveranderingen waarbij er zowel toestellen moeten zijn in de scholen die worden verlaten als in de scholen van de nieuwe inschrijving.

Stabiel, doordacht en transparant subsidiebeleid nodig

sla link op in klembord

Elk jaar verliezen scholen meer koopkracht. Voor 2021-22 bedraagt dat tekort ten overstaan van referentiejaar 2008-09 ongeveer 300 miljoen euro.

De regering kan dit structureel oplossen door extra werkingsmiddelen toe te kennen om de historische besparingen te compenseren, en vervolgens een kliksysteem te gebruiken, zoals in het hoger onderwijs. Daarbij wordt elke stijging of daling van leerlingenaantallen vanaf een vooraf bepaalde grens vertaald in een even grote stijging of daling van de werkingssubsidies.

“Buiten werkingsmiddelen en gesubsidieerd personeel beschikken scholen niet over noemenswaardige andere inkomstenbronnen, waardoor ze het financieel steeds benauwder krijgen. Tegelijk willen ze de factuur zo weinig mogelijk doorschuiven naar ouders, want die mag voor geen enkele leerling de toegang tot kwaliteitsvol onderwijs beperken”, zegt Lieven Boeve, directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen.

Ongekleurde werkingsmiddelen moeten steeds de voorkeur krijgen. Wanneer de overheid toch kiest voor gekleurde werkingsmiddelen voor het uitvoeren van specifieke beleidsinitiatieven, moeten de subsidies voldoende zijn om de beleidsinitiatieven te realiseren.

“Scholen verliezen jaarlijks basisfinanciering die dient om goed onderwijs te organiseren. Daartegenover staan investeringen die niet zijn afgestemd op de onderwijsnoden, die vaak heel wat administratieve planlast en verantwoording vereisen. Scholen vragen om een stabiel en betrouwbaar investeringskader, en om daarin beter gehoord te worden”, besluit Lieven Boeve.